Inoculatie

Soja leeft, net als veel andere vlinderbloemigen, in symbiose met stikstoffixerende bodembacteriën, ook wel bekend als rhizobia. Deze bacteriën vormen wortelknolletjes aan de bovenkant van de sojawortels. In deze knolletjes kunnen rhizobia stikstof uit de lucht opnemen (N2) en omzetten naar een stikstof-vorm die de sojaplant kan gebruiken. In ruil daarvoor ontvangt de bacterie voedingsstoffen van de plant. Omdat soja echter niet van nature in België voorkomt, zijn deze specifieke rhizobia niet standaard aanwezig in onze bodems. Dit betekent dat sojazaden vóór het zaaien geïnoculeerd moeten worden met deze bacteriën. Hoewel rhizobia niet strikt noodzakelijk zijn voor de groei van de sojaplant, leidt inoculatie tot een aanzienlijke verhoging van zowel de opbrengst als het eiwitgehalte van de zaden.

Er zijn verschillende methoden om sojazaden te inoculeren:

  1. Rechstreeks toedienen van rhizobia in de bodem, bijvoorbeeld met microgranulaten.
  2. Pre-inoculeren van zaden enige tijd voor het zaaien.
  3. Inoculeren van zaden max. 24 uur voor het zaaien, a.d.h.v. een soja-inoculum (dit is momenteel dé methode ie gebruikt wordt in de Belgische sojateelt).

Rhizobia zijn zeer gevoelig aan een te hoge of te lage temperatuur, blootstelling aan UV-licht, en aan residuen van gewasbeschermingsmiddelen. Blootstelling aan deze stressfactoren kan optreden tijdens het inoculeren, de opslag, en het transport van de zaden, maar ook tijdens het zaaien zelf (residuen van zaadontsmettingsmiddelen in de zaaimachine, hoge temperaturen, direct zonlicht) of tijdens de kieming (onkruidbestrijdingsmiddelen en bodemresiduen van vorige teelten).