Onderzoeksproject VLAIO LA-traject: introductie van sojateelt in Vlaanderen
Contacteer onze expert
Joke Pannecoucque
Expert plantaardige productie
Behaalde projectresultaten 2013 - 2017
Selectie en evaluatie van sojarassen
Rassenproeven met verschillende vroeg afrijpende sojarassen toonden duidelijk het potentieel aan van sojateelt in onze regio. Over de jaren 2014-2017 werden 34 rassen gescreend waarvoor een gemiddelde opbrengst in de proeven van ongeveer 3,5 ton sojabonen/ha (15% vocht) gerealiseerd werd. De kwaliteit van de bonen was van een goed niveau met gemiddeld 39% eiwit en 21% olie. Vlaamse sojabonen met een eiwitgehalte van 42% komen in aanmerking voor de verwerking tot humane voedingsproducten door Alpro.
Recent focussen veredelingsbedrijven op het veredelen van zeer vroeg afrijpende sojarassen die specifiek geschikt zijn voor teelt in noordelijker regio’s in Europa (maturiteitsgroep MG000). Het is belangrijk om deze nieuwe rassen te testen in Vlaanderen om zo hun potentieel naar opbrengst en eiwitgehalte te kennen en de beste rassen te adviseren aan de Vlaamse landbouwers.
Inoculatie met stikstoffixerende bacteriën
De wortels van sojaplanten leven in symbiose met bacteriën die in staat zijn om stikstof uit de lucht vast te leggen en ter beschikking te stellen aan de plant. Onder Vlaamse omstandigheden zorgt inoculeren van de zaaizaden met stikstoffixerende bacteriën voor een significante toename van de opbrengst en het eiwitgehalte. Hierbij werden verschillen waargenomen tussen de producten. Er wordt vermoed dat bepaalde producten/bacteriestammen beter aangepast zijn aan de relatief koude bodemtemperaturen tijdens het voorjaar in Vlaanderen. De keuze voor het juiste inoculatieproduct en een correcte toedieningswijze vormen de sleutelfactor om het eiwitgehalte te verhogen.
Gewasbescherming
Chemische onkruidbestrijding werd mogelijk gemaakt. Erkenningsdossiers voor herbiciden werden samengesteld. Momenteel zijn 8 actieve stoffen erkend en zijn er door Inagro dossiers voor nog 3 actieve stoffen ingediend bij het erkenningscomité. Ook voor het bestrijden van de schimmelpathogeen Sclerotinia werd 1 aanvraagdossier ingediend. Naast het inzetten op chemische bestrijding werden ook bio-assays ontwikkeld om rassen te screenen naar hun resistentie/tolerantie tegen 2 belangrijke pathogenen. Significante verschillen tussen de rassen werden waargenomen zowel voor resistentie tegen Sclerotinia als tegen Rhizoctonia wat een duurzame rassenkeuze mogelijk maakt. Verdere erkenning van gewasbeschermingsmiddelen en screening naar resistente/tolerante rassen zal bijdragen tot een verhoging van de opbrengsten en het eiwitgehalte.
Optimalisatie van de teelttechniek
Sojateelt in Vlaanderen vereist een optimalisatie van de
teelttechniek zodat dit subtropisch gewas optimaal kan presteren onder
onze Vlaamse condities. Uit de reeds aangelegde veldproeven kan besloten
worden dat N-bemesting, zelfs bij dosissen tot 140
eenheden/ha, niet dezelfde hoge opbrengsten en eiwitgehaltes mogelijk
maken in vergelijking met inoculeren. De beste praktijk met de hoogste
opbrengsten en eiwitgehaltes bestaat er uit de zaaizaden te inoculeren
gecombineerd met een N-gift van 35 eenheden juist voor de bloei. In de
zoektocht naar de optimale plantdichtheid en rijafstand
werden verschillende combinaties getest die in de praktijk toegepast
worden voor soja in klimatologisch gelijkaardige regio’s (o.a.
Frankrijk, Duitsland, Canada).
Maximale opbrengsten werden
gerealiseerd bij de kleinste rijafstand (17,5 cm) en de hoogste
plantdichtheid (65 planten/m²). Deze hoge plantdichtheid vormt echter
een verhoogd risico voor de ontwikkeling van de schimmelziekte
Sclerotinia. Verder onderzoek is hier noodzakelijk.
Valorisatiemogelijkheden en rendabiliteit van sojateelt in Vlaanderen
Aan de hand van interviews bij diverse schakels uit de sojaketen
konden 4 valorisatietrajecten voor Vlaamse soja worden geïdentificeerd:
1) droge sojabonen voor dierlijke voeding; 2) droge sojabonen voor
humane voeding; 3) groene sojabonen (=edamame) voor humane voeding; 4)
ingekuilde soja voor veevoeding. Aangezien al het teelttechnisch
onderzoek uitgevoerd in het kader van het voorafgaand LA-traject zich
focust op de teelt van droge sojabonen werd ook dit de focus van de
rendabiliteitsstudie. Via een lineair programmeringsmodel werd ingeschat
wanneer teelt van droge sojabonen vanuit economisch oogpunt in
aanmerking komt om opgenomen te worden in de teeltrotatie van Vlaamse
landbouwbedrijven. Uitgaande van het huidige scenario waarbij een landbouwer 3 ton droge sojabonen /ha oogst en deze kan verkopen voor 500 €/ton toont het model aan dat sojateelt slechts op 0.7% van het Vlaamse landbouwareaal rendabel
wordt. Wanneer in de toekomst echter een opbrengstverhoging kan
gerealiseerd worden tot 4,5 ton/ha bij een prijs van 450 €/ton dan
stijgt het landbouwareaal waarop soja een rendabele teelt wordt tot
8.2%. Met dit areaal zou sojateelt het 6de grootste gewas in Vlaanderen
worden.
Als soja wil uitgroeien tot een rendabele teelt in
Vlaanderen, dan is het verhogen van de opbrengst noodzakelijk. Bovendien
worden hogere prijzen tot 500 €/ton enkel betaald voor sojabonen die
verwerkt worden tot humane voeding. Voorwaarde hierbij is een voldoende
hoog eiwitgehalte van de sojabonen (norm bij Alpro: min. 42% eiwit).
Naast de opbrengst, moet dus ook het eiwitgehalte nog omhoog alvorens
soja kan uitgroeien tot een rendabele teelt.
Rendabiliteit van Vlaamse soja
Participatie en kennisverspreiding
Aan de hand van diverse publicaties in de vakpers via de nieuwsbrieven en blogs van Inagro, via proefveldbezoeken en diverse persconferenties (o.a. 29 juni 2017 bijgewoond door Minister Joke Schauvliege) werden de resultaten van het voorgaande LA-traject verspreid. Daarnaast werden in 4 Vlaamse provincies demodagen georganiseerd waar heel wat landbouwers en mensen actief in de sojaketen aan deelnamen.